Op een dag vroegen Melanie & Anouk, twee dames die mij volledig onbekend waren, of ik een liedje voor hun wilde schrijven. Ze waren namelijk bezig met het maken van een documentaire over de Ten Kate Markt in Amsterdam. Ze hadden mijn liedje “In Amsterdam” gehoord op de radio bij Frits Spits en zochten naar net zoiets voor hun project. Ik was zeer vereerd en zei meteen “ja!” Sterker nog; ik had meteen een idee!
Ik hoorde een “oh het is hier…” in een soort Willy Alberti-achtige stem naar mij toekomen, terwijl ik oude mannetjes met petten in de straten van Amsterdam zag staan, als in een vroege zwart-wit film waarbij iedereen die gefilmd werd in de camera keek. Ik zette er f-maj en a-min onder en wist dat ik hier een liedje had.
Ik was eigenlijk nog lang niet van plan om weer iets op te gaan nemen aangezien ik pas net klaar was met het dubbele debuutalbum dat in de zomer eindelijk afgekomen was. Toch twijfelde ik geen seconde. Ik vond het echt serieus lief en geweldig dat ik dit mocht doen.
Na een week of zes had ik alles afgeschreven en stuurde Melanie & Anouk het liedje op, gewoon opgenomen op mijn telefoon in mijn huiskamer, vals, krakend en onwennig. Ze vonden het goed, of genoeg genoeg tenminste. De tekst paste, en het gevoel kwam door, daar ging het om. Groen licht dus! Daarop dook ik in Amsterdam de studio in met Fred Kienhuis en we gingen aan de slag.
De eerste dagen in de studio gingen goed, maar na drie a vier sessies gebeurde precies dat wat je liever nooit hebt: het refrein liep niet lekker. Ik worstelde met de melodie, met de feel, met de intentie. Het klonk te saai, te leizig. Het miste van alles, maar ik wist niet goed hoe ik het moest oplossen. Ik zong meerdere versies in, met meerdere mix-ideeën in het hoofd, maar het bleef problematisch. Het was het telkens “net niet”. Ik ging terug naar de allereerste opname die ik thuis op mijn telefoon maakte. Het tempo lag vele malen lager, het was heel kwetsbaar en erg mooi. Het refrein was daar perfect. Toch was ook die eerste versie saai. Het liep niet door. Het was slechts drie minuten muziek met een mooi stukje er in.
Op de vijfde studiodag ging ik het liedje in ballad-vorm opgenomen, gewoon alleen gitaar en zang. Ik bedacht me dat het handig was om Melanie & Anouk extra materiaal te geven voor hun documentaire en om hiermee tenminste het goed werkende refrein uit de allereerste versie op mijn telefoon te vangen. Dat zouden ze dan eventueel kunnen gebruiken om in te mixen met de uptempo versie, om het contrast tussen nostalgie en voorspoedigheid weer te geven bijvoorbeeld, iets dat nogal naar voren kwam in de interviews die zijn gehouden hadden met de kooplui op de Ten Kate Markt. De ballad zou misschien in zijn geheel was saai zijn, maar het refrein zou voor de documentaire tenminste goed werken. Ook zouden ze de losse gitaarpartijen kunnen gebruiken, om onder gesproken stukken zachtjes mee te laten tokkelen. Dan had ik in ieder geval dat, als mooi tussenresultaat in een project dat begin te voelen als een klein molensteentje om mijn nek.
Fred had een blikkige Senheiser microfoon naast de dubbele Neumann gezet om de gitaar een ouderwets gevoel mee te geven. Het gaf een soort roestige kleur aan het geheel, dat prachtig matchte bij de Neumann U87 zangmicrofoon. De zangmicrofoon zelf hadden we altijd al gebruikt bij onze opnames en werkte altijd goed, zeker voor een sprekend en vertellend liedje.
Toen ik de ballad thuis luisterde stond ik perplex. Het was perfect! Van begin tot eind goed! Het was simpel, mooi en precies wat het moest zijn. Het oude, nostalgische en kwetsbare gevoel stond er helemaal op. De roestige kleur deed me denken aan vervlogen tijden, aan krakende wielen van houten karren en aan bijbehorende zwoegende mannen en vrouwen die gewoon rond wilden komen, optimistisch over de mogelijkheden die ze hadden met de verkoop van hun spulletjes en tegelijk ongerust over de toekomst van dit bestaan. Iedere zangfrase in de ballad kleurde met een kwetsbaar verdriet dat simpelweg in het besef van voorbijtrekkende leven zat, als een dag die voorbij trekt, en zoals ook de mensen op de markt voorbij trekken.
Omdat de ballad een laag tempo had, had ik het refrein iets meer staccato gezongen. Het werd vanzelf nog “vertelleriger”. Het kraakte, sleepte en worstelde, wat blijkbaar goed werkte. Ineens schoot het me te binnen wat het probleem was met de uptempo versie: ik had het refrein ingezongen alsof het een koortje was. Dat was waarom het leizig en saai was. Het was alsof de leadstemmen stonden te wachten op iets of iemand anders die het verhaal zou gaan vertellen. Als ik Fred nou eens zou vragen of hij de opgenomen leadstemmen als een koortje zou kunnen laten klinken, inclusief de vele stemmen die ik er al had bij gezongen, dan zou ik daar voor een staccato, meer sprekende nieuwe leadstem kunnen zetten. Ik zou het zingen zoals ik het in de ballad zong, maar dan met een gigantisch koor op de achtergrond.
Het nieuwe plan werkte ten dele, zoals het wel vaker gaat in songwriting. Het koor werkte goed, de nieuwe leadstem wat minder. Ik ging weer terug naar de oude lead, die dit keer wel werkte door het koor op de achtergrond.
Uiteindelijk veranderde de molensteen in een sierlijke ketting, als getuige van een mooi kado, van mij naar Anouk & Melanie, maar ook van hun naar mij, omdat ik een lied mocht schrijven over de marktkooplui die al eeuwen staan te zwoegen en in hun kielzog alle mensen die simpelweg hun hoofd boven water trachten te houden, zoals ook ikzelf. Het verdriet was er, de nostalgie was er, het gezellige rumoer klonk en het optimisme scheen op het ijzige pessimistische sneeuw, allemaal binnen de verandering van de stad door je decennia heen. Het werd een soort optimisch drama. Alles was er en gaf ruimte aan elkaar, precies zoals het moest zijn.
“Oh het is hier zo mooi” komt begin februari uit op alle streamingdiensten. Aan de documentaire zelf wordt nog hard gewerkt en het wordt in ieder geval in het Amsterdamse debatcentrum “De Balie” getoond en hopelijk daarna op tv en Youtube.